Speelkameractiviteiten
Fase 1 Volgen
Fase 2 Groei
Doelen
Herwaarderings co-counselen 
Spelend leren 1
Spelend leren 2
 
Home

© Gebruik niets van deze site zonder toestemming van de auteur!

 

 
VOLGEN
fase 1
 
   

Contact maken  

Toen we begonnen met het speelprogramma was contact maken ons belangrijkste doel.
Charon had geen aandacht voor mensen. Dus ons plan was om haar te laten zien dat wij leuk waren om mee te spelen, dat we bij haar wilden zijn en dat we háár leuk vonden, in de hoop dat ze meer aandacht voor ons zou krijgen.
Als ze iets van ons zou willen leren, dan was het belangrijkste dat ze eerst met ons in contact kwam.
 
Enthousiasme, energie en het spannend maken zijn de sleutelwoorden voor ons programma.
We varieerden in hard en zacht stemgeluid.  Waren de ene keer uitbundig en dan weer ingetogen. Speelden enthousiast haar spelletjes mee en waren expressief met ons hele lijf.
Soms liet ze het toe om haar te knuffelen, dan weer eiste ze grote afstand. Wij vonden het helemaal ok, we pasten ons bij de sfeer van Charon aan.

Met veel expressie lieten we zien dat wij leuk waren om mee te spelen, dat mensen de moeite waard zijn om contact mee te hebben.
Door in alles met haar mee te doen (joinen), haar niet af te wijzen in de dingen die ze deed, wisten we Charons aandacht te vangen en te houden. En dat waren vooral in het begin vaak nog zo nutteloos lijkende acties.
Als ze zat te peuteren aan een draadje of over de spleten van de planken vloer wreef, deden we met haar mee. Charon in haar eigen wereld, wij geboeid om wat haar bezig hield en dan ineens was er even die blik in haar ogen. Een fractie van een seconde keek ze naar haar medespeler. Zag ze dat zij met haar meedeed en was het geen nutteloze actie meer, maar het begin van samen zijn. Samen spelen! Voelen dat het goed was wat ze deed.
En als ze dan nóg een keer keek, waren we helemáál gelukkig, want dat was een teken dat ze zich geaccepteerd voelde. Maar ook dat ze aandacht voor ons had. Dat ze nieuwsgierig was naar onze reactie!
Hoe gelukkig kun je worden van een oogopslag! Iedereen die met Charon gewerkt heeft zal beamen dat je je er héél rijk door kunt voelen. Dat je de hele week op een roze wolk leefde als je één keer een moment had gehad waarbij je echt contact voelde.

We volgden haar in haar interesses. Niet wij bepaalden wat we gingen doen, maar Charon bepaalde dat. Daardoor was er al één grote hobbel om contact te maken omzeild.
Charon had moeite, zoals de meeste kinderen met autisme, om de controle uit handen te geven. Dus als iemand anders ging bepalen wat ze moest doen, dan kwam er tegenstand of wantrouwen.
En als er ook maar iets gebeurde waar ze geen vertrouwen in had, sloot ze zich af. Was er weer een reden om vooral in haar eigen veilige wereld te blijven en ons buiten te sluiten.
Ze had moed nodig om al die spelletjes, voorwerpen en mensen die haar nog totaal vreemd waren, te ontdekken. En die vrijheid om te ontdekken heeft ze gekregen doordat we haar volgden. We boden onszelf en speelgoed aan om mee te spelen, maar als ze besloot dat ze er nog niet of nu niet aan toe was, dan was dat goed.
Haar leren dat het soms niet ging zoals zij dat wou, kon pas in een veel later stadium. We verwachtten gewoon niet dat ze zich aan regels ging houden waar ze niks van begreep. Pas toen ze beter contact had en veel meer begreep van de wereld om haar heen, zijn we met “regels leren” begonnen.
Ik vergelijk het wel eens met de babytijd. Zolang een baby nog geen taal begrijpt of iets snapt van emoties, (mama wordt boos als ik dit doe), ben jezelf ook nog heel tolerant en verwacht je van zo’n hummeltje niet dat hij zich aan regels houdt.
In die fase zat Charon ook nog, ondanks dat ze vijf was.

“Volgen” of “joinen” , is voor ons nog altijd de basis waar we op terug kunnen vallen als het wat moeizamer gaat, terwijl we nu allang in de fase zitten dat wij de leiding nemen en wij meestal de controle hebben over wat we gaan doen.
Als Charon een moeilijke tijd doormaakt. Als ze erg wiebelig is of als wij niet meer weten wat de volgende stap is, dan geven we haar weer de volledige controle en gaan weer volgen. Kijken wat zij doet, gaan weer mee in haar ritme en in haar interesses en vinden op die manier vanzelf weer toenadering en nieuwe uitdagingen om verder te kunnen.

Oogcontact
Eén van de technieken om contact te maken is het stimuleren van oogcontact.
Het idee er achter is dat een kind pas wat van je kan leren, als het naar je kijkt.
En omdat oogcontact voor Charon niet vanzelfsprekend was, zijn we daar in het begin heel bewust mee aan de slag gegaan.
 
We brachten elk stukje speelgoed, hapje eten, slokje drinken, alles wat ze maar hebben wou eerst naar onze ogen en pas als ze keek, gaven we het aan haar. De truc was dat ze zo niet alleen naar het eten keek, maar bijna automatisch ook onze ogen zag.
We gaven haar complimenten als ze ons aankeek en zeiden bijv. dat ze prachtige ogen had.
Tijdens het spelen zorgden we dat we altijd in een positie waren, dat ze naar ons kon kijken.
Dus als ze ons de rug toe keerde, gingen we subtiel, zonder op te dringen weer aan de andere kant tegenover haar zitten, zodat ze ons meteen weer aan kon kijken zodra ze daar klaar voor was.
We gingen zelf door de knieën zodat we op dezelfde hoogte zaten als Charon. Voor haar een stuk makkelijker om ons aan te kijken.
Elke keer als ze even vluchtig keek, waren we enthousiast en zeiden bijv. ”wow,je kijkt” of   “fijn, dat we samen spelen” etc.
Het klinkt erg Amerikaans, wij zijn dat in Nederland niet zo gewend, maar…het werkte.

Ook bij spelletjes werd oogcontact ons doel.
Charon vond een beetje donderjagen geweldig. Dus ook als we bijv. een spelletje deden waarbij we haar kietelden, dan kietelden we niet voordat ze ons had aangekeken. Als ze het niet vanzelf deed, maakten we op allerlei manieren duidelijk dat ze ons eerst aan moest kijken. En áls ze dan keek, dan kietelden we haar helemaal plat. 

Dat principe had ze héél gauw in de gaten. Ze kreeg pas wat ze wou, als ze ons aan had gekeken.
Oogcontact werd daardoor functioneel voor haar en dat was een belangrijke ontdekking die ze spelenderwijs zelf had gedaan.
Zodra er ook maar even oogcontact was, hadden wij haar aandacht en konden we zelf iets aan het spel toevoegen. 

Een mooi voorbeeld hiervan is denk ik ‘wachten’.
Charon kon niet wachten. Begreep het woord niet, zag er het nut niet van in en was dan ook niet van plan om waar dan ook te wachten.
Als ze iets wou, dan moest dat NU. Onmiddellijk, direct!

Helaas, we wachten heel wat af in ons leven. In de wachtkamer, de rij van de supermarkt, in een speeltuin op de glijbaan, bij de toiletten of gewoon thuis, als je eerst nog even……
Goed, wachten was dus dramatisch, maar niet te vermijden. 
In de speelkamer konden we daar mooi mee aan de slag.
Want dat we in de volg-fase zaten, wou niet zeggen dat we niks in te brengen hadden. Alleen had Charon dat meestal niet zo door, omdat we bij haar spel bleven. We bouwden leermomenten in, zonder dat ze het echt in de gaten had.

Dus bij een spelletje koprollen op het bed, versperden we met een boel enthousiasme de ruimte, totdat ze ons aangekeken had. Zodra ze keek, maakten we de weg vrij om te rollen. Hatsee, dikke lol.
Een flinke kietelbeurt erachteraan. Dat smaakte naar meer! 
Toen ze vaker als vanzelf ging kijken, brachten wij het volgende lesje in. “eerst kijken, dan tot drie tellen…en dan rollen”  En dan kreeg ze de gelegenheid om te rollen en te dollen.

Automatisch zeiden we na een paar keer. “eerst kijken…even wachtuh….éééén, tweeeee,drie”
De wachttijd werd steeds langer, maar nooit zolang dat het haar ging frustreren.
Bij allerlei spelletjes voerden we dit principe in. Even wachten….en dan kreeg ze toch datgene wat ze heel graag wou. Het nut van het woord ‘wachten’ werd duidelijk. En ook dat er steeds iets leuks achteraan kwam, maakte het wachten draaglijk.
De jaren dat ze niet kon wachten waren voor ons tropenjaren. Het ligt me nog vers in het geheugen. Af en toe verbaasd het mezelf dan ook als ik haar nu zie zitten, in de wacht.
De rust die ze inmiddels heeft!

En dan denk ik terug aan een jaar of wat geleden, toen we een keer in de rij stonden bij een achtbaan in een pretpark. Charon, een jaar of vijf, schreeuwde moord en brand en een dertig meter lange sliert mensen, stond allemaal naar ons omgedraaid. Vragende blikken. Gefronste wenkbrauwen. Mensen die niet begrepen waarom zo’n prachtig mooi meisje zo wild om zich heen sloeg en tekeer ging. Niemand die bedacht, ‘laat maar even voor gaan, want dat gaat niet goed zo’.
Uit de rij stappen en weggaan was voor ons geen optie. Dan zou ze steeds weer terug rennen naar die achtbaan en konden we net zo goed naar huis gaan.
Het duurde om precies te zijn drie rondes wachten voor we aan de beurt waren en Freddy uitgeput van een worstelende Charon, met haar in een karretje belandde. Van het ene op het andere moment veranderde ze van een intens verdrietig kind naar het meest gelukkige meisje op aarde, toen ze in de rups stapte en de wind door haar haren vloog.

Of die keer, toen we voor het eerst op bezoek waren bij de speciale tandarts, waar ze totaal niet ingericht waren op speciale kinderen.
Ik zat in een wachtkamer vol zwijgende mensen, allemaal op een rijtje tegen de muur geplakt, zenuwachtig wachtend op de oproep van de tandarts.
Terwijl ik als enige hardop tegen Charon praatte, in de hoop dat ze het nog even vol hield in deze kamer, kon ik na een half uur niet meer voorkomen dat ze wegvluchtte. Weg uit deze, vol naar angst stinkende ruimte. Ze rende heen en weer over de gang en vloog elke deur binnen die open stond. Zette haar tanden op een ruit met ribbeltjes glas en schuurde met haar melkwitte gebit langs het glas. Een geschrokken tandarts kwam kijken wat er gebeurde en keek met kromme tenen toe hoe ze haar gebit in de vernieling hielp.
Daarna  klom ze in een open kast met allemaal vers gebakken kunstgebitten en werd even later bestraffend door een assistente toegesproken. Zonder effect natuurlijk, want ze begreep nog helemaal niks van gesproken taal.
Kortom, het was een ramp. De zoveelste ramp wat wachten betrof.
Dit was overigens één van de weinige keren dat me echt de moed in de schoenen zonk.
Totaal ontmoedigd ben ik op de grond gaan zitten. Charon rende ergens verderop gillend door de hal. Ik voelde me verschrikkelijk ellendig en alleen en heb zo een tijdje jankend tegen de muur gezeten.
Tegen zoveel onbegrip was ik niet bestand.
Toen er een assistente aandacht aan me schonk, heb ik  duidelijk te kennen gegeven dat ik naar huis ging, omdat Charon nu toch niet meer rustig in de stoel bleef zitten en dat ik niet van plan was om hier ooit nog weer in de wachtkamer te gaan zitten.
Het was één van de vele gebeurtenissen met Charon die ik nooit zou vergeten, maar die uiteindelijk toch wat positiefs opgeleverd hebben.
’s Middags belde de tandarts met excuses voor de lange wachttijd. We spraken af dat Charon in het vervolg altijd de eerste klant is ‘s morgens of direct na de middag, zodat wachten er niet meer bij is. En omdat ik het belachelijk vond dat er in de wachtruimte geen enkel stuk speelgoed lag om kinderen enigszins bezig te houden, beloofde ze ook daar verandering in te brengen.
Ze heeft zich aan haar woord gehouden.
Als ik nu in de wachtkamer kom en een kist vol speelgoed zie en een tafel om aan te kleuren, dan denk ik ‘goed zo Charon, je hebt goed werk gedaan voor heel veel andere kinderen’.

Wachten heeft Charon dus spelenderwijs geleerd. Op het moment dat zij oogcontact maakte, voerden wij een opdracht in "even wachten". En dat hebben we ontelbare keren herhaald, bij elke gelegenheid die zich voor deed. Het resultaat mag er wezen. Charon kan inmiddels wachten. En natuurlijk heeft ze, net als alle andere kinderen wel eens geen zin om te wachten, maar meestal legt ze zich er wel bij neer.

Houding
In de speelkamer was onze houding er één van grote acceptatie.
Charon mocht zijn zoals ze was. Met al haar grappen en grollen. Het was goed als ze zich helemaal afsloot voor ons. En we waardeerden het des te meer als ze besloot om ons toch weer toe te laten in haar wereld.
Ze mocht boos zijn als ze boos was. Het was haar manier om te zeggen dat ze iets niet kon of niet wou. Als ze het op een betere manier aan had kunnen geven, had ze dat zeker gedaan.
Als Charon gefrustreerd raakte, bleven we zelf rustig, raakten er niet van in de war. We waren haar ‘rots in de branding, boden een schouder om uit te huilen, waren vrienden voor het leven’, vooral als zij het moeilijk had.
Dat is een houding die in het begin confronterend was voor ons zelf, want we raken meestal in de stress als er iemand in je bijzijn door het lint gaat. “Wat moet ik doen, hoe kan ik helpen?” De vragen schieten door je hoofd en je bent geneigd tot handelen.
Maar hoe vaker we het tegen kwamen, hoe ontspannender we er mee om konden gaan. Dat was voor alle begeleiders een leerproces.
Charon mocht boos worden, verdriet hebben, gefrustreerd raken zonder dat wij oplossingen moesten verzinnen. Liever dit verdriet er nu uitgooien, dan het allemaal op te stapelen in haar persoonlijke rugzak, en het op een later moment, als die rugzak veel te vol is, er alles tegelijk uit gooien.

Zelfstimulerend gedrag
Als ze zelfstimulerende rituelen had (wippen in een vast ritme, zittend op de grond en starend in de lucht) dan deden we met haar mee om te ervaren wat zij voelde. Maar ook om haar te laten voelen dat we het niet veroordeelden. Als zij dit nodig had om iets te verwerken of op deze manier even in haar eigen veilige wereld te kruipen, dan was dat goed.
We ontdekten dat het zelfstimulerende gedrag een functie voor haar had. Altijd als ze een nieuw spelletje had gedaan, dan begon ze direct daarna te wippen. Ze moest die nieuwe ervaring verwerken, het als het ware op een rijtje zetten voor zichzelf.
Ook als ze boos was geweest, ging ze daarna wippen. Dus weer verwerken, ditmaal haar boosheid of verdriet.
Maar ook als er een nieuw voorwerp in de speelkamer stond, iets wat ze nog nooit gezien of gedaan had, ook dan ging ze er bij zitten, keek naar het voorwerp en begon te wippen. Alsof ze moed aan het verzamelen was en bij zichzelf te rade ging, “ga ik er mee spelen of toch maar niet”.

Het zelfstimulerende gedrag had dus duidelijk een functie en door met haar mee te doen, ervoeren we zelf dat het een soort meditatiemoment was. Ze had geen yogales nodig om te leren hoe je je kunt ontspannen en indrukken kunt verwerken. Ze had haar eigen manier gevonden.

Als we iets nieuws meenamen in de speelkamer legden we het in de vensterbank en drongen niks op. Pas als zij er even een snelle blik op wierp, dan was dát het moment voor ons om het te laten zien. In het begin waren nieuwe dingen echt reden om op afstand te blijven en te gaan wippen, maar doordat we het niet opdrongen, kreeg ze meer vertrouwen. Iets nieuws betekende niet meer dat het iets engs was. Na verloop van tijd werd ze steeds nieuwsgieriger als er iets nieuws in de vensterbank lag. Totdat de angst volledig verdwenen was en ze op elk nieuw voorwerp dook, nieuwsgierig en leergierig.  


 


Leiding geven / nemen
In de eerste maanden had Charon de volledige leiding in de speelkamer. Wat zij deed, deden wij mee. We spiegelden haar gedrag. We deden haar niet zo maar na, maar probeerden ons echt helemaal in te leven in wat ze deed. We ontdekten dat het “wippen” wat ze om de haverklap deed, een gevoel gaf waar je rustig van werd en begrepen dus waarom ze dat steeds deed. We ontdekten haar interesses, haar angsten, haar vrolijke en haar boze buien.

Haar concentratie was zo kort dat als we aan het spelen waren en we moesten even snel iets pakken wat twee meter verder lag, haar concentratie weg was en dan konden we het spelletje verder vergeten. Dan vloog ze al weer naar iets anders toe of rende maar wat heen en weer.
Zelf niet bepalen wat we gingen doen, maar met haar meedoen was dan ook dé manier om contact te houden. Haar het gevoel te geven dat we samen wouden spelen.
De eerste keer dat we iets konden pakken wat niet direct binnen handbereik lag en Charon gewoon bleef zitten waar ze zat, ligt nog vers in mijn geheugen. Het was één van de vele mijlpalen.
Eindelijk kreeg ze wat meer rust in haar lijf.

Leiding nemen kwam daardoor ook heel geleidelijk aan bod. Spelenderwijs.
Zonder dat Charon dat in de gaten had, bouwden we momenten in dat wij bepaalden wat we gingen doen. Bijvoorbeeld de pop op het bed zetten, in plaats van op een stoel, waar zij de voorkeur aan gaf. Pas in een later stadium, toen het contact goed was, ze open stond voor leren en ze nieuwsgierig was geworden naar wat wij haar te bieden hadden, konden wij de leiding veel vaker overnemen.


Taalbegrip uitbreiden
Omdat ze vrijwel geen taalbegrip had, benoemden we alles wat zij deed met één duidelijk woord.
Dus rende ze, dan zeiden wij “rennen”, terwijl we het met haar meededen.
Lachte ze in de spiegel, dan zeiden we “lachen” en lachten naar haar spiegelbeeld en was ze boos, dan zeiden we hardop  “boos” en stampten net zo hard op de grond als zij deed.
Dus wat we benoemden waren de dingen die zij deed.
In het dagelijkse leven is dat vaak andersom. Als je een kind helpt, benoem je meestal de dingen die jij doet, in de veronderstelling dat het kind begrijpt dat wat je doet en wat je zegt bij elkaar horen.
Bij Charon werkte dat niet zo vanzelfsprekend, dus draaiden we het om en benoemden alles wat zij deed.
Een voorbeeld uit de praktijk.
Ik ben Charon aan het aankleden. Een gewoonte die ik doorgaans had, was dan te zeggen,” trui aan, broek aan, schoenen aan” etc. Als Charon echter op het moment dat de veters gestrikt worden, buiten naar een boom keek, zei ik geen “veters strikken”, maar “boom”.
We bleven haar dus voortdurend observeren en benoemden alles wat zij deed of waar zij naar keek, kort maar krachtig.
Haar taalbegrip is op deze manier sterk gegroeid. Het was geen wirwar van woordenstroom meer die ze moest verwerken, maar slechts één woord per keer en alleen maar dát woord, wat haar op dát moment bezig hield.

Spraak stimuleren
Toen ze 5 jaar was produceerde ze wel klanken, maar het leek op geen enkel woord. Het waren voornamelijk hoge gilletjes, ze gebruikte verschillende toonhoogtes.
Om haar te leren dat ze die klanken kon gebruiken om iets voor elkaar te krijgen, dus dat ze die als “woorden” kon gebruiken, zorgden we dat al het speelgoed en eten in haar kamer bovenop een plank lag. Ze kon er niet bij en had ons dus nodig om te krijgen wat ze wou.
Ze pakte onze hand en gooide die richting plank. Wij bleven vriendelijk, vrolijk maar volhardend aanmoedigen “ga het maar zeggen”.
Zodra ze een klank gaf, het maakte niet uit dat het niet op het woord leek, reageerden we supersnel en razend enthousiast en kreeg ze wat ze vroeg.
We strooiden met complimentjes. “Goed gezegd, goed geprobeerd etc”.
Elke poging van haar was reden om een feestje te vieren. Omdat we hier heel consequent in waren, had ze al snel door dat vrolijke gilletjes of een jammerend geluid geen effect meer hadden.
We zorgden wel dat ze niet heel erg overstuur raakte als het niet lukte om een klank uit te brengen. Als het na een aantal pogingen echt niet lukte en ze raakte bijna gefrustreerd, dan kreeg ze uiteindelijk wel wat ze wou, maar hééééél errruug traaaaag.
Die tegenstelling moest heel duidelijk zijn!
Wel klank, snelle reactie van ons. Geen klank, trage reactie.

Toen ze alles vroeg met een klank, dus toen het hele principe duidelijk was gingen wij een stap verder en deden hetzelfde bij de plank, maar wachtten met geven tot ze een klank gaf dat meer op een woord leek. En dat lukte haar, ook al waren het geen complete woorden, het begon er een beetje op te lijken. Ze deed zo ontzettend haar best, ze wou zo graag praten! Je zag gewoon dat ze het steeds weer opnieuw probeerde, maar het heeft maanden geduurd voordat ze er zelf meer controle over kreeg.

Door de dyspraxie is het heel moeilijk voor Charon om haar tong en spieren in de mond zo te gebruiken dat er een woord uitkomt. Het heeft heel wat oefeningen gekost om deze spieren in beweging te krijgen. Gekke bekken trekken, blazen, tong uitsteken etc.etc, niks ging vanzelf .
Toen ze 7 was en er eigenlijk nog geen goed woord uit haar mond kwam, zei een logopediste me ooit, dat dat toch wel de grens was dat kinderen gingen praten. Als ze met 7 nog niet praatte, dan zou het  niet meer komen, volgens de wetenschap.
Ik denk dat dat een overtuiging is die je niet helpt. Waardoor je passief wordt.
Ook ik had de moed allang opgegeven voordat we met Sonrise begonnen.  Ik praatte amper meer tegen haar, want ze gaf toch geen antwoord. Ze begreep het niet eens.
In de babytijd kletste ik wel volop tegen Charon, ook al zei ze ook toen niks terug, maar naarmate ze groter werd verstomde ik. Alleen praktische dingen zei ik nog “naar bed, naar huis etc”. Ik had me er al bij neergelegd dat ze niet kon praten en dat ze me ook niet begreep. 
De grote omslag lag bij mezelf. Toen ik er weer in geloofde, begon ik weer tegen haar te praten. Hele verhalen hing ik op. Ze hoorde er weer bij. Ik ging haar geluidjes imiteren en het gevolg was dat ze soms klanken van mij nagalmde. Er zat ritme in haar gegil, dat hoorde ik toen pas.
Ik geloofde er weer in dat dat gillen een vorm van communicatie was en daardoor zag ik weer kansen!
 
Het was een wijze les voor me. Als je gelooft dat iets mogelijk is, dan ga je er voor 100% voor. Als je er niet in gelooft, zul je niet alles uit de kast halen om het mogelijk te maken en is de kans van slagen veel kleiner.
Dit werd de rode draad in ons speelprogramma. Geloof dat alles mogelijk is!
Charon kan alles leren!
Daarmee gaven we haar alle kansen die ze verdiende en sloten niks uit.
 

Samen geluiden maken was een mooi begin van spraak stimuleren. Ook hierin joinden we haar. Als zij hoog galmde, galmden we net zo hoog met haar mee. Waren het korte gilletjes, dan antwoorden wij terug met hetzelfde riedeltje en probeerden er nog een paar tonen achteraan te borduren.
Na verloop van tijd werd het een spelletje en keek ze ons met pretogen aan om  te kijken of ze nog meer geluiden van ons kon ontlokken.


Negatief gedrag.
Haar speelkamer was haar veilige haven. Daar kon ze doen wat ze wilde doen, zonder dat wij daar een oordeel over hadden, het afkeurden, er van in de war raakten of verboden.
Toch waren er natuurlijk dingen die je als negatief gedrag kunt zien.

Dan heb je drie mogelijkheden;
Het negatieve gedrag afwijzen en verbieden; maar dat zou als gevolg hebben dat ze voortdurend afgewezen zou worden, omdat haar doen en laten voornamelijk bestond uit dingen doen die een normaal mens niet verzint.
Niet erg bevorderlijk voor een vertrouwensband. En ook een reden om doodongelukkig van te worden en iemand te ontwijken, als je steeds door diezelfde persoon op je fouten wordt gewezen.
Dus afwijzen was geen optie. We wilden juist dat ze ons leuk ging vinden.

Negatief gedrag goedkeuren; maar dat was uiteraard ook niet wat we wilden. 
We wilden natuurlijk niet dat ze andere mensen bijv. pijn zou gaan doen of dat ze op een negatieve manier aandacht vroeg. Dus goedkeuren was ook geen optie.

Het negatieve gedrag negeren en een alternatief aanbieden;  dit was de enige manier om het contact goed te houden en toch aan te geven dat ze beter wat anders kon gaan doen.
We lieten daarmee zien dat we haar gedrág liever anders zagen, maar dat we háár nog steeds geweldig vonden.
Dus bij ongewenst gedrag gaven we geen reactie op het negatieve, maar boden een alternatief aan. Als ze bijv. tegen de deur schopte, zeiden wij “oh, je wilt schoppen, met een bal mag je schoppen” en gaven haar een bal.
Als ze iets in de mond stopte wat niet eetbaar was, dan zeiden we vrolijk “oooh, je wilt eten”, pakten de lijm zonder ophef van haar over en gaven haar iets eetbaars. Daar waren we altijd op voorbereid, omdat Charon alles wat maar enigszins lekker rook in de mond stak. (zeep,lijm,kinderklei etc.)
Bij negatief gedrag bleven we volledig neutraal. Lieten geen emoties zien en we vermeden de woorden “nee, dat mag niet”.

Nog een reden om haar gedrag niet te verbieden, maar een alternatief te bieden, was omdat ze de strekking van de woorden “nee, dat mag niet” niet begreep. En zeker de reden waaróm iemand ‘nee’ zei, was haar nog compleet onduidelijk.
Bovendien had ze er moeite mee om stemgeluiden in te schatten. Wanneer is iemand boos of nog net niet? En wanneer is iemand blij en vindt hij iets goed?
Als we zeiden “hé, niet doen”, dan interpreteerde ze dat als iets wat leuk was omdat we dan juist met een harde, opgewonden stem spraken. En in plaats van te stoppen met wat haar verboden werd begon ze te lachen en deed het nog harder. Ze dacht dat het een spelletje was omdat ze ons stemgeluid niet goed inschatte.
Meestal zijn we in een vrolijke bui, als we wat harder gaan praten. Let maar eens op je eigen stem. Als je jolig bent of opgewonden, dan ga je automatisch harder praten. Charon dacht dus bij harder praten, ‘ze vinden het leuk’.

In een later stadium werd ze juist hevig gefrustreerd als iemand zei “nee, dat mag niet”. Ze begreep inmiddels dat haar iets verboden werd, maar de teleurstelling was te groot. Ze vatte het op als ‘dat mag niet, dus mag het nooit meer’. Ze kon zelf niet bedenken wanneer het dan wel mocht. Ze raakte er compleet van overstuur.

Nog steeds negeer ik het negatieve gedrag, ondanks dat Charon inmiddels veel beter met “nee, dat mag niet” om kan gaan. Het is een levenstijl geworden. Een automatisme. Het is effectiever om haar een alternatief aan te bieden. Haar duidelijkheid te geven wat WEL mag, dan er steeds op te hameren wat Niet mag. En het scheelt mezelf heel veel energie. Het levert mezelf veel meer op als ik er een positieve draai aan kan geven, in plaats van continu politieagent te spelen.


Spelend leren
Met spelend leren, bedoelen we dat we al spelend het contact opbouwen en gebruik maken van de interesses van een kind. De dingen waar ze graag mee speelt, worden instrumenten om de ontwikkeling te stimuleren.

De Wehkamp gids kleuren was een favoriete bezigheid. Zo leuk dat we uren, dagen en weken achter elkaar met die catalogus “speelden”. 

Charon (5 jaar) kraste met stiften over plaatjes in de gids. Dit was in de tijd dat ze zelf nog niet kon praten. Zo konden wij mooi zien wat haar bezig hield. In het begin waren het vooral wasmachines die ze bekrast had. Boeiend apparaat voor kinderen met autisme. Maar na verloop van tijd werd haar interesse breder.
Wij praatten over de voorwerpen, benoemden de kleur, de vorm, kleurden mee, zochten dezelfde voorwerpen in het blad etc etc. Het eerste speeljaar was dit haar favoriete bezigheid.
Omdat ze zo gemotiveerd was konden we het goed gebruiken om haar van alles te leren. Ze leerde  twee dezelfde voorwerpen zoeken. Ze leerde de kleuren van de stiften te herkennen.
Ze leerde woorden als keuken, slaapkamer, woonkamer en welke voorwerpen in welke ruimte thuis hoorden. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar voor Charon was dit een enorme puzzeltocht.

De wehkampgids was zelfs zo leuk, dat ze wilde leren knippen. 
Ze leerde groepen te maken door  plaatjes die bij elkaar hoorden op te plakken. Dus ook het leren plakken en het gebruik van plakband hoorden hierbij.
Nu ik dat allemaal zo opschrijf, klinkt het zo simpel. Elke kleuter leert toch knippen en plakken op school? Maar bij Charon was het een megaklus.
Bij het knippen stuurden wij het papier, Charon concentreerde zich op de schaar. Eerst rechte lijnen natuurlijk, maar ze wou meer, dus draaiden wij het papier voor haar rond. We hebben een enorm feest gevierd toen het eerste knipsel een feit was. Het was zo hard werken voor haar!
Plaksel ging altijd in de mond, al jaren. Om haar dat af te leren hebben we uren naast haar gezeten en iedere keer als ze plaksel aan de kwast deed, begeleiden we haar hand naar het papier. Deden we dat niet, dan stak ze de kwast eerst in de mond om te proeven. Het rook zo lekker, dus zal het ook wel lekker smaken, zal ze gedacht hebben.
En ook plakband heeft ze echt stap voor stap moeten ontdekken. Het plakt maar aan één kant. Heb je dat gevonden, dan moet je het juist omdraaien wil je iets vast kunnen plakken.
Je moet een stukje van een rolletje zien te krijgen, maar hoe doe je dat als je de rol en een schaar vast moet houden.
Knap ingewikkeld als je hersenen het niet uit zichzelf op een rijtje kunnen zetten.
De wehkamp catalogus was één groot leerboek.
Ze leerde bijvoorbeeld ook alles over kledingstukken, maar wat nu bij jongens en wat bij meisjes hoorde, was weer niet vanzelfsprekend. Hoe herken je een meisje als ze niet naakt is en geen staart in heeft? 
We hebben dankbaar gebruik gemaakt van al die dikke bladen. Toen ze baby’s leuk vond werd de wehkampgids vervangen voor een babyboek en toen de vakantie in aantocht kwam, presenteerden we vakantieboeken.
 
 Eigenlijk hebben we alle werkbladen die op de kleuterschool in groep 1 en 2 aan bod komen behandeld door haar te volgen en bij haar interesse te blijven. Die Wehkampgids was het enige waar ze zich voor interesseerde. Haar wereld bestond alleen maar uit de Wehkampgids, dus konden we daar gebruik van maken om  haar ontwikkeling te stimuleren.
  
 
 
 
 
  
 joinen = meedoen
 
 
Charon vond het heerlijk om naar badpakken te luisteren, dus wij luisterden met haar mee!
Geweldig wat een mooi geluid kwam er van dat elastiek af. En elk badpak klonk weer anders!
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
oogcontact
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
    
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
wachten gaat gelukkig stukken beter

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
vrienden voor het leven
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
 
 
 
 
 
 
 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
    één woord per gebeurtenis
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
     
 
 
 
 
 
 
wel klank - snelle reactie
 
geen klank - trage reactie
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
  geloof dat alles mogelijk is!
 
The sky is the limit.
 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
  
tekenen en knutselen is nu haar grootste hobby, het is onvoorstelbaar dat ze er ooit zo veel moeite mee had.
 
 
  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Website is mede mogelijkgemaakt door www.seisveld.nl